Ligt de waarheid wel in het midden?
Er is in de freestylewereld veel te doen over waar je de bindingen moet monteren op een ski. In tegenstelling tot ‘vroeger’ worden op steeds meer ski’s meerdere mogelijkheden voor montage aangegeven. Maar wat is slim? Voor welke ski? En wat is ‘core centre’?
Dit is dus echt een nieuwe zin in het vocabulaire van de betere skiserviceman: ‘Hoe wilt u uw ski gemonteerd hebben?’ Een bijna ondenkbare vraag tien jaar geleden. Maar wat heb je er aan om je binding verder naar voren of naar achter te zetten?
Montagepunt Eerst maar eens over de aangegeven montagepunten op de ski’s. Het montagepunt wordt op de ski aangegeven met een streep, een pijltje of iets dergelijks. Niet altijd even duidelijk overigens. De schoen wordt in een boormal gezet en het montagepunt wordt opgelijnd met het midden van de zool van de skischoen. Dat punt staat op de zool van de skischoen aangegeven. Soms is het overigens meer het zwaartepunt dan het midden van de zoollengte, maar dat terzijde. De gaten voor de binding worden vervolgens voor en achter het montagepunt geboord. Hoe kleiner je schoen is, des te dichter de boorgaten bij het montagepunt zullen zitten. Bij verreweg de meeste moderne comfort- en sportski’s speelt deze hele discussie overigens niet omdat de bindingen helemaal niet meer geboord hoeven te worden. Ze worden op de juiste maat gezet en eenvoudig op een rail of iets dergelijks geschoven.
Bindingpositie De montagepunten verschillen per soort ski. Bij een slalomski ligt dit punt bijvoorbeeld ver naar achteren. Om meer precies te zijn: ongeveer 8 cm achter het midden van de effectieve kantenlengte van de ski. (1,55 meter lengte). De effectieve kantenlengte is dat deel van de ski dat de sneeuw raakt als je er op staat (op een gladde piste!). Bij meer Freestyle-achtige ski’s ligt het montagepunt circa 9 cm achter het midden van de ski ( bij 1,80 meter lengte). Sterker nog: bij veel new school ski’s (freestyle, Freestyle BC en heel soms ook allmountain) wordt een gebied aangegeven waarbinnen de binding kan worden gemonteerd. Bij sommige ski’s (o.a. K2) is deze zone wel 7 cm lang. In vaktermen spreekt men dan bijvoorbeeld over een ‘plus 5 montage’, dat wil zeggen dat de binding 5 cm voor het montagepunt staat.
Zoals gezegd hebben de meeste bindingsystemen uit de comfort- en sportklasse geen of nauwelijks mogelijkheden om de bindingpositie te veranderen. Tyrolia kan van plus 1,5 tot min 1,5 worden versteld en ook Atomic heeft meerdere mogelijke posities. Maar freestylers willen vrij zijn met het monteren: geen plaatsystemen dus!
Core centre Op steeds meer ski’s wordt het core centre aangegeven. Dat is het midden van de effectieve kantenlengte. Veel freestylers vinden dit de ultieme positie voor hun binding. Ze hebben dan dus evenveel ski voor als achter zich. Niet voor niets komen er ook steeds meer ‘real twintips’ op de markt: ski’s die precies symmetrisch ten opzichte van het midden van de ski. In lengte, in flex en qua taillering. Het maakt met dit soort ski’s bij een montage op core centre dus niets uit of je de bindingen met de neus de ene of de andere kant op zet, bij Line en de freestylemodellen van Fischer is core centre het standaard montagepunt en het zijn ook ‘real twintips’.
De grote voordelen van montages op of vlakbij het core centre (progressieve of centrale montage) zijn de ski-eigenschappen bij het switch rijden. Bovendien heeft een lange achterkant voordelen bij een net niet perfecte landing waarbij je achterop je ski’s (‘in the backseat’) terechtkomt. Je hebt dan veel ski achter je binding tot je beschikking om de klap op te vangen en je terug te vechten naar een neutrale positie. In de halfpipe is een montage ver naar voren weer twijfelachtig omdat je minder ski voor je hebt om de overgang in de ‘transition’(van het vlakke naar de wand) op te vangen. Verder maakt een centrale montage veel jibwerk (trucjes op de piste) gemakkelijker. En sommige freestylers vinden het ook prettiger met spinnen; rotaties springen om de lengte-as. Het gewicht van de ski wordt dan mooi verdeeld. Zeker een voordeel bij zwaardere ski’s, zoals Freestyle BC-modellen. Daar staat tegenover dat standaard montagepunt van veel twintips al verder naar voren staat en dat twintips expres al relatief licht van gewicht zijn.
Nadelen Maar er zijn ook nadelen aan een centrale of progressieve montage. De ‘gewone’ ski-eigenschappen van de meeste ski’s lijden er bijvoorbeeld behoorlijk onder. Je komt soms voor het nulpunt van de taillering (meestal het smalste punt van de ski) te staan. Het wordt dan heel lastig om nog van de taillering gebruik te maken. Het aanpassen van het montagepunt heeft dan ook uitsluitend zin op ski’s met een gematigde taillering, dus met een langere radius. Bij een slalomski is het uitgesloten. De ski’s worden ook onstabieler van een centrale montage, omdat er aan de voorkant minder ski overblijft om hem letterlijk in goede banen leiden en om hem voldoende te dempen. In de poeder of andere zachte sneeuwsoorten krijgt de ski bovendien de neiging om enorm te gaan duiken.
Raar Het gekke is dat bij veel ski’s het aangegeven core centre bij nameting helemaal niet het core centre blijkt te zijn! Het enige wat ik kan verzinnen is dat fabrikanten dat doen uit marketingoverwegingen: je kunt dan zeggen dat je een ski met een vette core centre-montage hebt, maar dat de ski in werkelijkheid een paar centimetertjes ‘steelt’ om zijn skikwaliteiten ten goede te komen. Of dit echt waar is, weet ik natuurlijk niet zeker naar het uitrekenen van core centre kan nooit zo heel moeilijk zijn voor een fabrikant…
De juiste montage Wat is nu voor wie een goede montage?
Skiërs die gewoon lekker met een twintip willen skiën en geen echte Freestyle-ambities hebben, kiezen voor een plus 2,5 tot plus 3,5 montage. Fervente poederliefhebbers kunnen met een nukmontage uit de voeten. Daarna geldt dat hoe meer je in het funpark zit, des te meer je binding naar voren gaat plaatsen tot maximaal het echte core centre (wat dus niet altijd overeenkomt met het aangegeven core centre!). Maar voor alle montages van meer dan plus 5 zou ik aanraden om het zo mogelijk eerst uit te proberen. Het verschilt namelijk per ski en met de persoonlijke voorkeur. Gouden regels zijn dan ook moeilijk te geven en over smaak valt niet te twisten. Heb je een all-mountain- of bigmountainski die je wat makkelijker wilt laten draaien (bijvoorbeeld omdat je een voorkeur hebt voor een war langere ski, maar je zelf vrij licht bent), dan kun je overwegen de binding iets centraler (naar voren) te monteren. Maar houd er rekening mee dat je bij alle ski’s bij een montage van meer dan ongeveer plus 3 ‘gewone’ ski-eigenschappen (carve, stabiliteit, float) gaat inleveren.
Onthoud dat we momenteel alleen een slijp- en waxservice aanbieden voor ski’s en snowboards, geen bindingsservice