Ontstaan
Het ontstaan van een ijskristal begint met een stofdeeltje. Zo’n stofdeeltje wordt een ent genoemd.
Het kan zout, zand, een kleideeltje, vulkanische as of industrieel stof zijn. Hieraan hechten de watermoleculen zich als kristalletjes. Het bijzondere van de vorming is dat de watermoleculen verschillend reageren op verschillende stoffen. Zo vormt bij zilverjodide (om kunstmatig regen- of sneeuwbuien op te wekken) een kristal zich bij een temperatuur van 4 °C, maar bij de kleisoort vermiculiet gebeurt dat pas bij -15 °C.
Het nieuw ontstane kristal wordt nu in de wolk rond geblazen. Hierdoor botsen de ijskristallen met elkaar en klonteren ze samen. Doordat in de wolk de temperatuur en de luchtvochtigheid verschillen, ontstaan er almaar andere kristallen, zoals staafjes of zeshoekige platen.
Vorm
De meeste ijskristallen zijn niet zo mooi als op foto’s getoond wordt. De meeste zijn al in de lucht samengeklonterd. Het samenklonteren gebeurt al bij een temperatuur van -10 °C.
De zeshoekige vorm van een enkele sneeuwkristal ontstaat doordat watermoleculen zich rangschikken in een zestallig patroon. Deze kristalvorm leidt tot een zo klein mogelijke vormingsenergie van het kristal.
Er zijn echter wel meerdere vormen mogelijk: platen, naalden, zeshoekige kolommen en hagel. De vorm is afhankelijk van de luchtvochtigheid, temperatuur en luchtdruk.
De vertakkingen op een ijskristal worden dendrieten genoemd, naar het Griekse woord dendros voor boom. Ook dit heeft een exacte conditie nodig om te ontstaan. Als de omstandigheden goed zijn ontstaan de vertakkingen doordat rondom ijs en dus ook rondom ijskristallen de luchtvochtigheid erg laag is. Men kan dan voorstellen dat een onzichtbaar kringetje rondom het kristal zit. Buiten dat kringetje is de luchtvochtigheid hoger. De punten van het kristal liggen dichter bij de rand van het kringetje. De watermoleculen krijgen dus daar eerder de kans om zich te hechten dan op het platte gedeelte omdat het platte gedeelte simpelweg verder van de watermoleculen ligt.
Omdat de vorm van het kristal vanaf het begin al zeshoekig is en dus alle hoeken vanaf het begin even ver van de luchtvochtigheid vandaan liggen, is er geen voorkeur en groeien alle punten gelijk. De vorm wordt dus gelijk.
Geschiedenis
In 1611 onderzocht de Duitse astronoom Johannes Kepler de vorm van ijskristallen. Hij boog zich vooral over de vraag waarom ijskristallen altijd zeshoekig van vorm zijn. Hij bedacht een theorie dat het te maken heeft met bollen die je dicht opstapelt, dat ook zo’n structuur te zien geven. Maar hij realiseerde zich dat hij niet de middelen had om het goed te kunnen onderzoeken.
In 1665 schetste de Britse sterrenkundige, natuurkundige en architect Robert Hooke ijskristallen in zijn Micrographia met behulp van een microscoop.
De Amerikaanse boer en microfotograaf Wilson A. Bentley (1865-1931) fotografeerde zo’n vijfduizend ijskristallen. Tweeduizend heeft hij er gepubliceerd.
Mysterieus
Het ijskristal heeft nog steeds niet alle geheimen prijsgegeven. Er wordt nog steeds onderzoek verricht door verschillende laboratoria (met name in de Verenigde Staten). De laatste jaren gaat de ontwikkeling echter razendsnel. Men kan tegenwoordig een klimaatkamer met gecontroleerde omstandigheden creëren. Hierdoor is ontdekt dat bij verschillende luchtvochtigheid en temperatuur verschillende vormen kristallen gevormd worden.